Vederlicht
“As human beings we crave “meaning” – which only art can provide; social media provide no meaning, only [a] succession of fleeting impressions whose underlying principle may simply be to urge us to consume products. The motive for metaphor, then, is a motive for survival as a species, as a culture, and as individuals.” – Inspiration and Obsession in Life and Literature (13-08-2015) / Joyce Carol Oates
Zij is vederlicht en toch bezwaart de intense hitte van haar nabijheid permanent mijn gemoed. Het kost grote moeite kalm en rustig het moment af te wachten waarop zij mij eindelijk uitnodigt om haar behoedzaam om openbaring van haar menigvuldige geheimen te smeken. En als ik dan ten slotte net doe alsof niet ik maar de onzichtbare zachtjes haar gezicht streelt, manipuleert zij mijn verlangen naar overgave, terwijl zij met ironische glimlach schijnbaar toegeeflijk haar naam fluistert en mij op milde toon diep ontzag voert voor haar aristocratische afkomst.
Vaak komt zij uit London of New York, maar ik heb haar ook ontmoet in Cambridge (UK), Parijs, Rome, Bologna, Den Haag, Bergen aan Zee, Amsterdam, Lissabon, Barcelona, Madrid, New Dehli, Being, Seoul, Tokyo, Buenos Aires, Montevideo, Paramaribo, Boston, Cambridge (USA), Lagos, Dakar, Brussel, Kinshasa, Lusaka en zelfs ook in Haifa, Berlijn, Athene, Boekarest, Budapest en Helsinki. Zij herinnert zich al onze ontmoetingen veel beter dan ik en aarzelt bij gelegenheid niet mij te wijzen op mijn onoppassende levenswandel. Een poosje terug toonde zij mij triomfantelijk een tamelijk foute cartoon: “Mwah, wat denk jij, is mijn ziel een veld vol geurige bloemen of een verraderlijk mijnenveld?” Meestal bloos ik en stotter ik verlegen enige onsamenhangende woorden. Dit verschaft haar veel genoegen, keer op keer. En dan zegt zij het, zoals zij het altijd zegt: “Kom, ik zal je een verhaaltje vertellen, een beetje verontrustend is het wel, maar ik kom er toonaangevend in voor, en wij weten dat juist dit jou weerloos maakt en ontvankelijk voor zelfs de meest onwaarschijnlijke beweringen en geschiedenissen.”
Zij is sinds kort niet meer de enige. Een jonge dame, bling-bling maar niet voor de poes, material girl maar vluchtig als kwikzilver, heeft in korte tijd bezit genomen van de terrassen in de steden waar wij tot voor kort moeiteloos de ondraaglijke lichtheid vierden, door koorddansend en met opgeruimd gemoed de zwaartekracht van het onvermijdelijke te bespotten. De jonge dame komt van een andere planeet, denken mijn geliefdes, want zij is lichter dan vederlicht en de zwaartekracht heeft geen vat op haar. Volkomen transparant is zij zonder geheimen en zonder herinneringen, want in haar universum geschiedt alles op hetzelfde moment.
Ik ben gefascineerd door haar en tegelijkertijd beducht voor het doorzichtige van aan geen tijd of plaats gebonden zelf van de jonge dame, die geen enkele belangstelling toont voor dubbelzinnigheden of technieken om de zwaartekracht te bestrijden. Zij heeft niets nodig en toch eigent zij zich alles toe. Een eendagsvlinder die eeuwig leeft, zeg ik; een sprinkhaan, corrigeert de dame van het eerste uur mij, terwijl zij zich boos van mij afwendt en zich weer verdiept in het dikste boek van de dikke schrijver.
De oude man die decennia lang de baas was van de grootste bibliotheek ter wereld neemt afscheid. Een beroemd schrijver en bibliothecaris is gevallen voor de charmes van de jonge dame en zegt alvast wat er moet gebeuren. Wereldwijd zijn bibliotheken bezig afscheid te nemen van het tastbare en zich te wijden aan het vluchtige. De Library of Congress, schrijft Robert Darnton in The New York Review of Books (eerste alinea’s gratis online), moet in korte tijd de achterstand inhalen en alles digitaal maken zodat de mensen zich voortaan overal toegang kunnen verschaffen tot het mooie en waardevolle.
Schitterend, zingt de jonge dame. En plotseling voel ik een diep medelijden, want ik zie dat haar gulzigheid een onmetelijke leegte in haar ziel poogt te vullen. En voorbij mijn compassie besef ik tot mijn niet geringe geruststelling dat haar vluchtigheid inderdaad eeuwig is, van alle tijden, maar volkomen irrelevant voor de werkelijke werkelijkheid van de liefdesgeschiedenissen die de vederlichte onontkoombaar en genadeloos liefdevol aan mij voert.
Vandaag is zij aanvankelijk iets minder mild. Zij zegt: “Ik denk dat jij mij iets wilt zeggen?” Ik geef toe en ben wijs genoeg geen poging tot verontschuldiging te doen.
Stefan Hoegen
shoegen@probiblio.nl