Telefoon voor de heer Mulisch
“Met de vaststelling, dat dit een boek wordt over een schrijver, die het over een schrijver heeft, zal het natuurlijk een boek worden van een schrijver, die het heeft over een schrijver, die het over een schrijver heeft. Nu zijn het er weliswaar al drie, maar tegelijk met dit perspectief is een rotsvaste zekerheid ontstaan, want de eerste schrijver ben ik.” De ontdekking van Moskou (2015, p. 15) / Harry Mulisch
Harry Mulisch heeft een nieuwe roman geschreven. Het zal niet verbazen dat De Bezige Bij zich in allerlei bochten wringt om te doen voorkomen alsof het gaat om een onvoltooide roman die zich bevindt in zijn nalatenschap. De uitgeverij wil hiermee ongetwijfeld voorkomen dat er rond Mulisch een bijgelovige cultus ontstaat zoals die rond Elvis bestaat. De redacteuren van de uitgeverij trekken daarom een rookgordijn op en beweren dat Mulisch wel zes versies schreef en dat de uitgeverij de derde en omvangrijkste publiceert, om ons een uniek inzicht te geven in Mulisch’ werkwijze. In deze versie komen maar liefst vijf auteurs aan het woord, waaronder een zekere H.M., die zich wijdt aan de taak een reeds gedeeltelijk geredigeerd manuscript van een onder mysterieuze omstandigheden verdwenen schrijver te bezorgen.
Het geredigeerde manuscript is voorzien van voetnoten van de hand van H.M. en van een verantwoording, een lijst van ‘editeursingrepen’ en essays van Mulisch-adepten Arnold Heumakers en Marita Mathijsen. U begrijpt onmiddellijk dat Mulisch hiermee ten koste van zijn uitgever een schitterende schijnbeweging uitvoert. Het is immers volkomen onmogelijk dat iemand een manuscript over een nagelaten manuscript nalaat, waarin al zijn opgenomen de latere ingrepen van redacteuren, die bovendien als ‘bewijs’ een brief presenteren van Karel van het Reve, die overduidelijk in het complot betrokken is.
U zult nu misschien willen protesteren en zeggen dat dit heus wel kan, want in een roman kan immers alles? In dat geval vergist u zich en raad ik u aan uw Max Havelaar nog eens te lezen. Dat is eerlijke koffie, volgens het volgende principe. “De lucht is guur, en ’t is vier uur. Dit laat ik gelden, als het werkelijk guur en vier uur is.” Of, zoals de schrijver wiens manuscript H.M. redigeert, schrijft over de schrijver die over een schrijver schrijft: “Tot vorige week dinsdag – vandaag is het zaterdag – werkte hij aan een toekomstroman.” Bovendien bevat de roman duidelijke aanwijzingen voor het feit dat Mulisch deze wel degelijk onlangs voltooide. Rotsvaste zekerheid hieromtrent vinden wij in de voetnoot op pagina 20: “Zijn dood is niet zeker. Men vraagt zich nog steeds af, waar hij is.”
Na publicatie van De ontdekking van de hemel wisten wij het eigenlijk al. Harry Mulisch schrijft over zaken waar stervelingen geen kennis van kunnen hebben. Net als Plato – die ook verzot is op gezellige babbeltjes over die en die die toen en toen schreef over die en die die toen en toen van die en die iets hoorde over zus en zo met betrekking tot de hemel – probeert Mulisch in mensentaal in gesprek te komen met de vreemdelingen waartussen hij zich per ongeluk bevindt. In 2010 zit hij aan tafel bij het babbelprogramma DWDD. Het gaat over de dood, iets waar veel mensen nogal bang voor zijn. Mulisch: “Was het zo erg, toen je er nog niet was?”
Aan zulke retorische vragen herkent men ‘de eerste schrijver’, hij die onbewogen alles beweegt en die niet lijdt aan de illusies van tijd en ruimte: hij vermomt zich graag en liegt de waarheid, omdat de mensen het anders niet geloven. De redacteuren van De Bezige Bij hebben hier enig vermoeden van, maar durven toch niet toe te geven aan de verleiding om ‘het unieke inzicht in de werkwijze van Harry Mulisch’ zonder omhaal van woorden aan ons te presenteren. Ik begrijp ze wel. Stel je voor dat zij zouden beweren dat Mulisch zijn boek in 2015 voltooide? Toch wijst alles erop dat dit wel degelijk het geval is. Gewoon in zijn werkkamer om de hoek bij het Americain, waar ik vorige week iemand van zijn tafeltje zag opstaan, omdat er werd omgeroepen: “Telefoon voor de heer Mulisch.”
De schrijver is nergens en alomtegenwoordig in dit boek. Hij heerst niet alleen over de woorden, maar ook over hun lotgevallen. Een fraai optreden gunt hij aan zijn ‘lievelingskardinaal’ Cusanus, die wij onder andere kennen van zijn metafysische bolspel (in Kues te koop als souvenir!), zoals uitvoerig besproken in Sloterdijks Sferen, ook alweer een aanwijzing dat we met een manuscript van recente datum van doen hebben.
De ontdekking van Moskou is niet onverdeeld gunstig ontvangen. Arjan Peters schrijft op de van hem bekende wijze een sikkeneurige recensie, waarin hij vanwege het rookgordijn de sensationele clou mist en zich concentreert op de ogenschijnlijke mislukking, precies zoals volgens de roman van tweederangs schrijvers verwacht mag worden. Goed, ik geef toe dat Mulisch ook nu weer een beetje overdrijft in zijn zucht naar spektakel. Maar dat vergeef ik hem graag, want het is niet eenvoudig je aan te passen aan de mores van een gemeenschap die ziende blind is.
Deze week is het dus Mulisch-week in uw bibliotheek. Niet wachten op de NBD of MedioEurope, maar gewoon fikse korting bedingen bij uw lokale boekwinkel en 83 bezoekers blij maken. Met een beetje geluk bevat de levering een gesigneerd exemplaar.
Stefan Hoegen
shoegen@probiblio.nl